opwaarderen

Dutch

Etymology

From op (up) +‎ waarderen (to appreciate).

Pronunciation

  • Audio:(file)

Verb

opwaarderen

  1. to revalue, increase in value
  2. to top up (to extend the credit of something)

Conjugation

Conjugation of opwaarderen (weak, separable)
infinitive opwaarderen
past singular waardeerde op
past participle opgewaardeerd
infinitive opwaarderen
gerund opwaarderen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular waardeer op waardeerde op opwaardeer opwaardeerde
2nd person sing. (jij) waardeert op, waardeer op2 waardeerde op opwaardeert opwaardeerde
2nd person sing. (u) waardeert op waardeerde op opwaardeert opwaardeerde
2nd person sing. (gij) waardeert op waardeerde op opwaardeert opwaardeerde
3rd person singular waardeert op waardeerde op opwaardeert opwaardeerde
plural waarderen op waardeerden op opwaarderen opwaardeerden
subjunctive sing.1 waardere op waardeerde op opwaardere opwaardeerde
subjunctive plur.1 waarderen op waardeerden op opwaarderen opwaardeerden
imperative sing. waardeer op
imperative plur.1 waardeert op
participles opwaarderend opgewaardeerd
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Anagrams