revolteren

Dutch

Etymology

From French révolter.

Pronunciation

  • Audio:(file)

Verb

revolteren

  1. to revolt

Conjugation

Conjugation of revolteren (weak)
infinitive revolteren
past singular revolteerde
past participle gerevolteerd
infinitive revolteren
gerund revolteren n
present tense past tense
1st person singular revolteer revolteerde
2nd person sing. (jij) revolteert, revolteer2 revolteerde
2nd person sing. (u) revolteert revolteerde
2nd person sing. (gij) revolteert revolteerde
3rd person singular revolteert revolteerde
plural revolteren revolteerden
subjunctive sing.1 revoltere revolteerde
subjunctive plur.1 revolteren revolteerden
imperative sing. revolteer
imperative plur.1 revolteert
participles revolterend gerevolteerd
1) Archaic. 2) In case of inversion.