vergrendelen

Dutch

Etymology

From grendel +‎ ver- -en, or ver- +‎ grendelen.

Pronunciation

  • Audio:(file)
  • Rhymes: -ɛndələn

Verb

vergrendelen

  1. to bolt shut, bar (a door for example)

Conjugation

Conjugation of vergrendelen (weak, prefixed)
infinitive vergrendelen
past singular vergrendelde
past participle vergrendeld
infinitive vergrendelen
gerund vergrendelen n
present tense past tense
1st person singular vergrendel vergrendelde
2nd person sing. (jij) vergrendelt, vergrendel2 vergrendelde
2nd person sing. (u) vergrendelt vergrendelde
2nd person sing. (gij) vergrendelt vergrendelde
3rd person singular vergrendelt vergrendelde
plural vergrendelen vergrendelden
subjunctive sing.1 vergrendele vergrendelde
subjunctive plur.1 vergrendelen vergrendelden
imperative sing. vergrendel
imperative plur.1 vergrendelt
participles vergrendelend vergrendeld
1) Archaic. 2) In case of inversion.