verschrompelen

Dutch

Etymology

From ver- +‎ schrompelen.

Pronunciation

  • Audio:(file)

Verb

verschrompelen

  1. (intransitive) to shrivel

Conjugation

Conjugation of verschrompelen (weak, prefixed)
infinitive verschrompelen
past singular verschrompelde
past participle verschrompeld
infinitive verschrompelen
gerund verschrompelen n
present tense past tense
1st person singular verschrompel verschrompelde
2nd person sing. (jij) verschrompelt, verschrompel2 verschrompelde
2nd person sing. (u) verschrompelt verschrompelde
2nd person sing. (gij) verschrompelt verschrompelde
3rd person singular verschrompelt verschrompelde
plural verschrompelen verschrompelden
subjunctive sing.1 verschrompele verschrompelde
subjunctive plur.1 verschrompelen verschrompelden
imperative sing. verschrompel
imperative plur.1 verschrompelt
participles verschrompelend verschrompeld
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

  • verschrompeling
This article is issued from Wiktionary. The text is available under Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 unless otherwise noted. Additional terms may apply for the media files.