verstaanbaar

Dutch

Etymology

From verstaan +‎ -baar.

Pronunciation

  • IPA(key): /vərˈstaːnˌbaːr/
  • Audio:(file)
  • Rhymes: -aːnbaːr
  • Hyphenation: ver‧staan‧baar

Adjective

verstaanbaar (comparative verstaanbaarder, superlative verstaanbaarst)

  1. capable of being heard and understood, audible and intelligible
    Het gemompel van de mummie was slecht verstaanbaar, dus vroeg de toerist om een tolk.
    The mummy's mumbling was difficult to make out, so the tourist requested an interpreter.
  2. (archaic) comprehensible, intelligible, capable of being understood
    Synonym: begrijpelijk
    Deze daadzaken zijn licht verstaanbaar, zelfs voor een klein kind.
    These facts can be understood easily, even by a small child.

Declension

Declension of verstaanbaar
uninflected verstaanbaar
inflected verstaanbare
comparative verstaanbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial verstaanbaar verstaanbaarder het verstaanbaarst
het verstaanbaarste
indefinite m./f. sing. verstaanbare verstaanbaardere verstaanbaarste
n. sing. verstaanbaar verstaanbaarder verstaanbaarste
plural verstaanbare verstaanbaardere verstaanbaarste
definite verstaanbare verstaanbaardere verstaanbaarste
partitive verstaanbaars verstaanbaarders

Derived terms

  • onverstaanbaar
  • verstaanbaarheid

Descendants

  • Afrikaans: verstaanbaar
  • West Frisian: fersteanber (calque)

See also