verteerbaar

Dutch

Etymology

From verteren (to digest) +‎ -baar (-able).

Pronunciation

  • IPA(key): /vərˈteːr.baːr/
  • Audio:(file)
  • Rhymes: -eːrbaːr

Adjective

verteerbaar (comparative verteerbaarder, superlative verteerbaarst)

  1. digestible

Declension

Declension of verteerbaar
uninflected verteerbaar
inflected verteerbare
comparative verteerbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial verteerbaar verteerbaarder het verteerbaarst
het verteerbaarste
indefinite m./f. sing. verteerbare verteerbaardere verteerbaarste
n. sing. verteerbaar verteerbaarder verteerbaarste
plural verteerbare verteerbaardere verteerbaarste
definite verteerbare verteerbaardere verteerbaarste
partitive verteerbaars verteerbaarders

Antonyms