vervenen

Dutch

Etymology

From ver- +‎ venen.

Pronunciation

  • IPA(key): /vərˈveː.nə(n)/
  • Audio:(file)
  • Rhymes: -eːnən

Verb

vervenen

  1. (transitive) to extract peat from a peat bog

Conjugation

Conjugation of vervenen (weak, prefixed)
infinitive vervenen
past singular verveende
past participle verveend
infinitive vervenen
gerund vervenen n
present tense past tense
1st person singular verveen verveende
2nd person sing. (jij) verveent, verveen2 verveende
2nd person sing. (u) verveent verveende
2nd person sing. (gij) verveent verveende
3rd person singular verveent verveende
plural vervenen verveenden
subjunctive sing.1 vervene verveende
subjunctive plur.1 vervenen verveenden
imperative sing. verveen
imperative plur.1 verveent
participles vervenend verveend
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

This article is issued from Wiktionary. The text is available under Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 unless otherwise noted. Additional terms may apply for the media files.