watertanden

Dutch

Pronunciation

  • Audio:(file)

Verb

watertanden

  1. to make one's mouth water

Conjugation

Conjugation of watertanden (weak)
infinitive watertanden
past singular watertandde
past participle gewatertand
infinitive watertanden
gerund watertanden n
present tense past tense
1st person singular watertand watertandde
2nd person sing. (jij) watertandt, watertand2 watertandde
2nd person sing. (u) watertandt watertandde
2nd person sing. (gij) watertandt watertandde
3rd person singular watertandt watertandde
plural watertanden watertandden
subjunctive sing.1 watertande watertandde
subjunctive plur.1 watertanden watertandden
imperative sing. watertand
imperative plur.1 watertandt
participles watertandend gewatertand
1) Archaic. 2) In case of inversion.