woensdag

From Middle Dutch woensdach, from Old Dutch *wuodenesdag, from Proto-West Germanic *Wōdanas dag (“day of Woden”), calque of Latin dies Mercurii.

Woden or Wodan was the supreme Germanic god.

• IPA^(key): /ˈʋuns.dɑx/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: woens‧dag

woensdag m (plural woensdagen, diminutive woensdagje n)

1. Wednesday

   Elke woensdag ga ik naar yoga. ― Every Wednesday I go to yoga.

   De woensdagen voelen als het midden van de week. ― The Wednesdays feel like the middle of the week.

   We hadden een heerlijk woensdagje samen. ― We had a wonderful Wednesday together.

• Afrikaans: Woensdag
• Jersey Dutch: Wônsdix
• Negerhollands: wuensdag, woensdag
• → Lokono: wunsdakha, onsdakha
• → Mohegan-Pequot: wonsartar

• days of the week: dagen van de week (appendix): maandag · dinsdag · woensdag · donderdag · vrijdag · zaterdag · zondag ^[edit]

• woonsdag (Twents, Veluws)
• wonsdag (Drents, Gronings)

woensdag

1. (Gronings, Stellingwerfs, Sallands, Twents, Veluws) Wednesday

• oensdag

From Middle Dutch woensdach, from Old Dutch *wuodenesdag, from Proto-West Germanic *Wōdanas dag (“day of Woden”), calque of Latin dies Mercurii.

woensdag m

1. Wednesday