wonderbaarlijk

Dutch

Etymology

From earlier wonderbaerlick. Equivalent to wonderbaar +‎ -lijk.

Pronunciation

  • IPA(key): /ʋɔn.dərˈbaːr.lək/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: won‧der‧baar‧lijk
  • Rhymes: -aːrlək

Adjective

wonderbaarlijk (comparative wonderbaarlijker, superlative wonderbaarlijkst)

  1. miraculous, wonder-bearing

Declension

Declension of wonderbaarlijk
uninflected wonderbaarlijk
inflected wonderbaarlijke
comparative wonderbaarlijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial wonderbaarlijk wonderbaarlijker het wonderbaarlijkst
het wonderbaarlijkste
indefinite m./f. sing. wonderbaarlijke wonderbaarlijkere wonderbaarlijkste
n. sing. wonderbaarlijk wonderbaarlijker wonderbaarlijkste
plural wonderbaarlijke wonderbaarlijkere wonderbaarlijkste
definite wonderbaarlijke wonderbaarlijkere wonderbaarlijkste
partitive wonderbaarlijks wonderbaarlijkers

Derived terms

  • wonderbaarlijkheid