afpoeieren

Dutch

Etymology

Compound of af +‎ poeieren.

Pronunciation

  • Audio:(file)

Verb

afpoeieren

  1. (transitive) to dismiss, to brush off, to blow off, to shirk
    Synonym: afwimpelen

Conjugation

Conjugation of afpoeieren (weak, separable)
infinitive afpoeieren
past singular poeierde af
past participle afgepoeierd
infinitive afpoeieren
gerund afpoeieren n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular poeier af poeierde af afpoeier afpoeierde
2nd person sing. (jij) poeiert af, poeier af2 poeierde af afpoeiert afpoeierde
2nd person sing. (u) poeiert af poeierde af afpoeiert afpoeierde
2nd person sing. (gij) poeiert af poeierde af afpoeiert afpoeierde
3rd person singular poeiert af poeierde af afpoeiert afpoeierde
plural poeieren af poeierden af afpoeieren afpoeierden
subjunctive sing.1 poeiere af poeierde af afpoeiere afpoeierde
subjunctive plur.1 poeieren af poeierden af afpoeieren afpoeierden
imperative sing. poeier af
imperative plur.1 poeiert af
participles afpoeierend afgepoeierd
1) Archaic. 2) In case of inversion.
This article is issued from Wiktionary. The text is available under Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 unless otherwise noted. Additional terms may apply for the media files.