bijeenkomen

Dutch

Etymology

From bijeen +‎ komen.

Pronunciation

  • IPA(key): /bɛi̯ˈeːnˌkoː.mə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: bij‧een‧ko‧men

Verb

bijeenkomen

  1. to come together, to meet, to assemble
    Synonym: samenkomen

Conjugation

Conjugation of bijeenkomen (strong class 4, irregular, separable)
infinitive bijeenkomen
past singular kwam bijeen
past participle bijeengekomen
infinitive bijeenkomen
gerund bijeenkomen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular kom bijeen kwam bijeen bijeenkom bijeenkwam
2nd person sing. (jij) komt bijeen, kom bijeen2 kwam bijeen bijeenkomt bijeenkwam
2nd person sing. (u) komt bijeen kwam bijeen bijeenkomt bijeenkwam
2nd person sing. (gij) komt bijeen kwaamt bijeen bijeenkomt bijeenkwaamt
3rd person singular komt bijeen kwam bijeen bijeenkomt bijeenkwam
plural komen bijeen kwamen bijeen bijeenkomen bijeenkwamen
subjunctive sing.1 kome bijeen kwame bijeen bijeenkome bijeenkwame
subjunctive plur.1 komen bijeen kwamen bijeen bijeenkomen bijeenkwamen
imperative sing. kom bijeen
imperative plur.1 komt bijeen
participles bijeenkomend bijeengekomen
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms