binnentreden

Dutch

Etymology

From binnen +‎ treden.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈbɪ.nə(n)ˌtreː.də(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: bin‧nen‧tre‧den

Verb

binnentreden

  1. (intransitive, formal) to enter

Conjugation

Conjugation of binnentreden (strong class 5, separable)
infinitive binnentreden
past singular trad binnen
past participle binnengetreden
infinitive binnentreden
gerund binnentreden n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular treed binnen trad binnen binnentreed binnentrad
2nd person sing. (jij) treedt binnen, treed binnen2 trad binnen binnentreedt binnentrad
2nd person sing. (u) treedt binnen trad binnen binnentreedt binnentrad
2nd person sing. (gij) treedt binnen traadt binnen binnentreedt binnentraadt
3rd person singular treedt binnen trad binnen binnentreedt binnentrad
plural treden binnen traden binnen binnentreden binnentraden
subjunctive sing.1 trede binnen trade binnen binnentrede binnentrade
subjunctive plur.1 treden binnen traden binnen binnentreden binnentraden
imperative sing. treed binnen
imperative plur.1 treedt binnen
participles binnentredend binnengetreden
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Anagrams

  • treden binnen
This article is issued from Wiktionary. The text is available under Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 unless otherwise noted. Additional terms may apply for the media files.