inschrijven

Dutch

Etymology

From in (in) +‎ schrijven (to write).

Pronunciation

  • Audio:(file)

Verb

inschrijven

  1. to register

Conjugation

Conjugation of inschrijven (strong class 1, separable)
infinitive inschrijven
past singular schreef in
past participle ingeschreven
infinitive inschrijven
gerund inschrijven n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular schrijf in schreef in inschrijf inschreef
2nd person sing. (jij) schrijft in, schrijf in2 schreef in inschrijft inschreef
2nd person sing. (u) schrijft in schreef in inschrijft inschreef
2nd person sing. (gij) schrijft in schreeft in inschrijft inschreeft
3rd person singular schrijft in schreef in inschrijft inschreef
plural schrijven in schreven in inschrijven inschreven
subjunctive sing.1 schrijve in schreve in inschrijve inschreve
subjunctive plur.1 schrijven in schreven in inschrijven inschreven
imperative sing. schrijf in
imperative plur.1 schrijft in
participles inschrijvend ingeschreven
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Anagrams