schrijven
Dutch
Etymology
From Middle Dutch schriven, from Old Dutch scrīvan, from Proto-West Germanic *skrīban, from Proto-Germanic *skrībaną, a late borrowing from Latin scrībō.
Pronunciation
- IPA(key): /ˈsxrɛi̯və(n)/
- Rhymes: -ɛi̯vən
Audio: (file) - Hyphenation: schrij‧ven
Verb
schrijven
- (transitive) to write
- Ze houdt ervan om verhalen te schrijven in haar vrije tijd. ― She enjoys writing stories in her free time.
- Hij heeft een boek geschreven over zijn reizen. ― He has written a book about his travels.
- Kun je alsjeblieft je naam hier schrijven? ― Can you please write your name here?
- De studenten moeten een essay schrijven voor hun opdracht. ― The students have to write an essay for their assignment.
- (transitive) to write (data)
- Antonym: lezen
- Dit proces schrijft het bestand naar de harde schijf. ― This process is writing the file to disk.
Conjugation
| Conjugation of schrijven (strong class 1) | ||||
|---|---|---|---|---|
| infinitive | schrijven | |||
| past singular | schreef | |||
| past participle | geschreven | |||
| infinitive | schrijven | |||
| gerund | schrijven n | |||
| present tense | past tense | |||
| 1st person singular | schrijf | schreef | ||
| 2nd person sing. (jij) | schrijft, schrijf2 | schreef | ||
| 2nd person sing. (u) | schrijft | schreef | ||
| 2nd person sing. (gij) | schrijft | schreeft | ||
| 3rd person singular | schrijft | schreef | ||
| plural | schrijven | schreven | ||
| subjunctive sing.1 | schrijve | schreve | ||
| subjunctive plur.1 | schrijven | schreven | ||
| imperative sing. | schrijf | |||
| imperative plur.1 | schrijft | |||
| participles | schrijvend | geschreven | ||
| 1) Archaic. 2) In case of inversion. | ||||
Derived terms
adjectives
verbs
- aaneenschrijven
- aanschrijven
- afschrijven
- beschrijven
- bijschrijven
- doorschrijven
- geschrijven
- goedschrijven
- herschrijven
- inschrijven
- kleinschrijven
- misschrijven
- naschrijven
- nederschrijven
- neerschrijven
- omschrijven
- onderschrijven
- ontschrijven
- opschrijven
- overschrijven
- rondschrijven
- schoonschrijven
- tegenschrijven
- terneerschrijven
- terugschrijven
- toeschrijven
- tussenschrijven
- uiteenschrijven
- uitschrijven
- verschrijven
- volschrijven
- voorbijschrijven
- voorinschrijven
- voorschrijven
- voortschrijven
- wederschrijven
- weeromschrijven
- weerschrijven
- wegschrijven
Descendants
- Afrikaans: skryf
- Jersey Dutch: sxrāive
- Negerhollands: skriev, skrif
- Skepi Creole Dutch: screef
- → Sranan Tongo: skrifi
- Aukan: sikiifi
- Saramaccan: sikífi