uitgraven

Dutch

Etymology

From uit +‎ graven. Cognate with German ausgraben.

Pronunciation

  • Audio:(file)

Verb

uitgraven

  1. to excavate

Conjugation

Conjugation of uitgraven (strong class 6, separable)
infinitive uitgraven
past singular groef uit
past participle uitgegraven
infinitive uitgraven
gerund uitgraven n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular graaf uit groef uit uitgraaf uitgroef
2nd person sing. (jij) graaft uit, graaf uit2 groef uit uitgraaft uitgroef
2nd person sing. (u) graaft uit groef uit uitgraaft uitgroef
2nd person sing. (gij) graaft uit groeft uit uitgraaft uitgroeft
3rd person singular graaft uit groef uit uitgraaft uitgroef
plural graven uit groeven uit uitgraven uitgroeven
subjunctive sing.1 grave uit groeve uit uitgrave uitgroeve
subjunctive plur.1 graven uit groeven uit uitgraven uitgroeven
imperative sing. graaf uit
imperative plur.1 graaft uit
participles uitgravend uitgegraven
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Anagrams