uitwisbaar

Dutch

Etymology

From uitwissen +‎ -baar.

Pronunciation

  • Audio:(file)

Adjective

uitwisbaar (comparative uitwisbaarder, superlative uitwisbaarst)

  1. erasable
    Antonym: onuitwisbaar

Declension

Declension of uitwisbaar
uninflected uitwisbaar
inflected uitwisbaare
comparative uitwisbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial uitwisbaar uitwisbaarder het uitwisbaarst
het uitwisbaarste
indefinite m./f. sing. uitwisbaare uitwisbaardere uitwisbaarste
n. sing. uitwisbaar uitwisbaarder uitwisbaarste
plural uitwisbaare uitwisbaardere uitwisbaarste
definite uitwisbaare uitwisbaardere uitwisbaarste
partitive uitwisbaars uitwisbaarders —

Derived terms

This article is issued from Wiktionary. The text is available under Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 unless otherwise noted. Additional terms may apply for the media files.