veraarden

Dutch

Pronunciation

  • IPA(key): /vərˈaːr.də(n)/

Etymology 1

From ver- +‎ aarden, from aard (nature, disposition).

Verb

veraarden

  1. (intransitive) To change one's nature.
    Synonym: veranderen
Conjugation
Conjugation of veraarden (weak, prefixed)
infinitive veraarden
past singular veraardde
past participle veraard
infinitive veraarden
gerund veraarden n
present tense past tense
1st person singular veraard veraardde
2nd person sing. (jij) veraardt, veraard2 veraardde
2nd person sing. (u) veraardt veraardde
2nd person sing. (gij) veraardt veraardde
3rd person singular veraardt veraardde
plural veraarden veraardden
subjunctive sing.1 veraarde veraardde
subjunctive plur.1 veraarden veraardden
imperative sing. veraard
imperative plur.1 veraardt
participles veraardend veraard
1) Archaic. 2) In case of inversion.
Derived terms
  • veraarding

Etymology 2

From ver- -en +‎ aarde (earth, soil).

Verb

veraarden

  1. (intransitive) To turn into soil; become soil-like.
  2. (intransitive, neologism) To be buried in such a way that the body decomposes in a natural way, to serve as compost in nature.
Conjugation
Conjugation of veraarden (weak, prefixed)
infinitive veraarden
past singular veraardde
past participle veraard
infinitive veraarden
gerund veraarden n
present tense past tense
1st person singular veraard veraardde
2nd person sing. (jij) veraardt, veraard2 veraardde
2nd person sing. (u) veraardt veraardde
2nd person sing. (gij) veraardt veraardde
3rd person singular veraardt veraardde
plural veraarden veraardden
subjunctive sing.1 veraarde veraardde
subjunctive plur.1 veraarden veraardden
imperative sing. veraard
imperative plur.1 veraardt
participles veraardend veraard
1) Archaic. 2) In case of inversion.
Derived terms
  • veraarding