verbrassen

Dutch

Etymology

From ver- +‎ brassen.

Pronunciation

  • Audio:(file)

Verb

verbrassen

  1. (transitive, of money) to squander, to waste
    Synonyms: verkwisten, verpatsen, verspillen, verkwanselen

Conjugation

Conjugation of verbrassen (weak, prefixed)
infinitive verbrasen
past singular verbraste
past participle verbrast
infinitive verbrasen
gerund verbrasen n
present tense past tense
1st person singular verbras verbraste
2nd person sing. (jij) verbrast, verbras2 verbraste
2nd person sing. (u) verbrast verbraste
2nd person sing. (gij) verbrast verbraste
3rd person singular verbrast verbraste
plural verbrasen verbrasten
subjunctive sing.1 verbrase verbraste
subjunctive plur.1 verbrasen verbrasten
imperative sing. verbras
imperative plur.1 verbrast
participles verbrasend verbrast
1) Archaic. 2) In case of inversion.