voltooibaar

Dutch

Etymology

From voltooien +‎ -baar.

Adjective

voltooibaar (comparative voltooibaarder, superlative voltooibaarst)

  1. completable

Declension

Declension of voltooibaar
uninflected voltooibaar
inflected voltooibare
comparative voltooibaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial voltooibaar voltooibaarder het voltooibaarst
het voltooibaarste
indefinite m./f. sing. voltooibare voltooibaardere voltooibaarste
n. sing. voltooibaar voltooibaarder voltooibaarste
plural voltooibare voltooibaardere voltooibaarste
definite voltooibare voltooibaardere voltooibaarste
partitive voltooibaars voltooibaarders

Antonyms

Derived terms